Wanneer een onderneming gratis een woning ter beschikking stelt aan een bedrijfsleider of werknemer, beschouwt de fiscus dit als een voordeel waarop belastingen verschuldigd zijn. Dit voordeel wordt forfaitair bepaald volgens de regels van artikel 18 van het Koninklijk Besluit bij het Wetboek Inkomstenbelastingen.
De fiscale wet maakt een onderscheid naar gelang deze woning ter beschikking wordt gesteld door een natuurlijke persoon of door een vennootschap. De huidige berekening werd vanaf 2012 ingevoerd door de regering-Di Rupo en ziet er als volgt uit:
Natuurlijk persoon | geïndexeerd KI x 100/60 | |
Vennootschap | Niet-geïndexeerd KI lager dan 745 EUR: | Niet-geïndexeerd KI hoger dan 745 EUR: |
geïndexeerd KI x 100/60 x 1,25 | geïndexeerd KI x 100/60 x 3,8 |
Wanneer de woning gemeubileerd is, moeten deze formules nog verhoogd worden met een factor 2/3.
Belastingplichtigen die kosteloos over een woning konden beschikken werden dus anders behandeld naargelang het een natuurlijke persoon is of een vennootschap die hen in deze woning voorziet. De fiscus verdedigde deze ongelijke behandeling door te stellen dat “kaderleden en bedrijfsleiders in de meeste gevallen de mogelijkheid hebben om zichzelf een luxueuze woning toe te kennen, terwijl gewone werknemers eerder een bescheiden woning krijgen”. Dit standpunt gaf aanleiding tot rechtspraak die oordeelde dat deze zienswijze indruist tegen het grondwettelijk gelijkheidsbeginsel. De waarde van een voordeel mag met andere woorden niet afhangen van de identiteit van diegene die het verstrekt.
De Minister van Financiën, Johan Van Overtveldt, reageerde op deze rechtspraak door te stellen dat “dit verschil in waardering niet kan worden gehandhaafd en dat in alle gevallen het voordeel moet worden vastgesteld overeenkomstig de forfaitaire waardering die geldt voor een terbeschikkingstelling door een natuurlijke persoon. De administratie zal echter, na een juridisch en budgettair onderzoek een concreet voorstel tot definitieve oplossing indienen bij de regering”. Wat deze oplossing juist zal in houden valt nog af te wachten. De fiscus heeft in tussentijd een omzendbrief gestuurd (Ci. 2018/C/57) waarin zij haar standpunt over deze materie bekendmaakt. Hieruit blijkt dat de administratie de standpunten van de Minister van Financiën en de rechtspraak overneemt en tot de reglementaire wijziging wordt doorgevoerd, ze de forfaitaire raming van het voordeel zoals deze nu wordt berekend voor de terbeschikkingstelling door een natuurlijke persoon, ook zal aanvaarden voor de terbeschikkingstelling door een vennootschap.
In mensentaal betekent dit dat het voordeel waarop een bedrijfsleider wordt belast wanneer hij/zij gratis over een woning kan beschikken via zijn vennootschap, een stuk lager zal liggen dan voorheen.
Dit althans zo lang de wettelijke regels niet worden aangepast.